Schilderij: Agnieszka de Groot-Biegaj

Engelen en ik

Zofia van der Vorst-Ksycka

Engelendans

veertje valt na even zweven
in mijn handpalm, zacht en teer,
weer een veertje, vier, zes, zeven,
lichte waasjes, meer, meer, meer

hoor de klokken nieuws vertolken
bruiloft, brand of ongeval?
we ontwaren tussen wolken
witte wirwar, overal

nader deinen engelscharen
dansend op het klokkenlied,
daar waar onheilsplekken waren
is ‘t al engel wat je ziet

witte warreling van veren,
jaarlijks zwiert die engeldans
jij mag één dag gloriëren,
meisje, ga en grijp die kans

jij alleen bent uitverkoren,
wees niet bang, dans mee, sluit aan,
ons is zwaarder lot beschoren,
vlieg op vleugels hier vandaan

ginds noodt je het engelgilde,
van hónderd zonnen gloeit daar glans
weerspiegeld tegen witte schilden,
leef, lach, meisje, dans, dans, dans!


Het engelenbal

op de Elyseesche velden
klinkt eens per eeuw bazuingeschal
ter viering van geluk, oneindig,
geven engelen een bal

hoor de hemelse fanfares,
zie paradijzen opengaan
hoog opgetogen engelscharen,
kolken als witte wolken aan

de zomergroene bomenkronen,
waar rijk de kleur van bloemen pronkt,
verwelkomen de grage gasten
waar ook de koele schaduw lonkt

de zon strooit licht, haar gouden stralen
gloeien de drank tot ambrozijn,
die gouden drank vol gulle geuren
die zacht als kuise kussen zijn

de goudgelokte cherubijnen,
vol van verlokking en mystiek,
vertolken op hun gouden harpen
verheven paradijsmuziek

een regenboog gedroomde kleuren
vonkt op hoge vleugelglans,
de paradijsvogel geeft trots ‘t teken
tot de aanvang van de dans

dan barst de massa uit in dansen
van wit gewemel, bont van kleur,
de een wiekt rond, heel hoog gestegen
met vleugels wijd, naar willekeur

de tweede volgt gedwee het ritme,
danst zijn passen walsgewijs,
een ander raakt door klank bevlogen,
er groeit een wolkenparadijs

verblindend licht flitst op de vloer,
weerkaatst in menig aureool,
in luchters vol kristallen luister
verkleurt dit engelfeest frivool

de maan gloeit glorieus, puur zilver,
het sterrenlicht vonkt schoksgewijs,
zo, tot het prille ochtendgloren,
danst heel dit engelparadijs


De schaduw van de engel

hij spreekt me als ik zwijgen wil
toont mij wat was, wat komen gaat
ik heb zijn schaduwbeeld gezien
en voelde dat hij naast me staat

hij was er al voor het begin
toen deze wereld schuldloos leek
ik heb zijn schaduwbeeld gezien
toen ik in ’t spiegelend water keek

hij is een echo zonder eind
als van een verre donderslag
ik heb zijn schaduwbeeld gezien
en zei hem welkom met een lach

beschutting voor gevaar biedt mij
zijn sneeuwwitte vleugelpartij
ik heb zijn schaduwbeeld gezien
want hij liep altijd achter mij

als leven even me bezwaart
als tegenslag mij overstelpt
ik heb zijn schaduwbeeld gezien
vraag ik mijn engel of hij helpt


Verzoek aan de engel

in tegenlicht, voor ‘n kind dat knielt
zweeft een engel die stil luistert
naar die knaap die, handen saam
hem een groot geheim toefluistert

jij, als míjn engelbewaarder
houdt míj toch altijd in de gaten?
zou het voor jou moeilijk zijn
mij twee weekjes los te laten?’

weet je, want die broer van mij
moet op reis, angstig ver weg
bescherm je hèm
dan al die tijd
tegen kwaad en pijn en pech?’

´k ben heus niet bang alleen te slapen
en ik zal vanaf de morgen
braaf zijn tot de avond valt,
mamma zal ook voor me zorgen!’

‘’t is niet niks wat ik je vraag
ik bezorg je heel wat last,
maar welke engel ken ik nou
dan jou alleen, die op
mij past?’


Engelbewaarder mijn!

speel niet met mijn laatste hoop
ban me niet naar het verleden
mijn lege blik, nog lichtbetraand,
vul die op met vreugd’ en vrede

toon de drempel naar geluk
hou alle wegen voor me open
laat mijn benen, moe en zwaar,
losjes door ’t leven lopen

werp licht door ’t schemerscherm
laat mij aan de hemel raken
duiken in ‘t sterrenmeer
die wensen wil ik waarheid maken

toon me de schuilplaats van de ziel
die haven zal ik respecteren
gun mij een blik op wie daar wacht
en laat me dan naar huis weerkeren

spreid dan, een allerlaatste keer
beide vleugels, maar blijf zweven
langzaam stijgend op muziek
met het ritme van het leven

speel op je gouden harenharp
die melodie, nog fijnbesnaarder,
die zo ontroert, en blijf je dan
eeuwig mijn engelbewaarder?


Het aureool voor de engel

hoe hemels hier muziek weerklinkt,
hoe klanken zich verstrengelen,
op wolkenbanken, wijd en zijd,
verdringen zich de engelen

in hemelzalen, overvol,
in rijen en in rangen,
ook laatkomers die vleugellam
warrig in de wolken hangen

n witgevleugeld legioen
daagt, blonde haren deinen,
hoor naar de toverklanken van
het jubellied der cherubijnen

een witte stofwolk in die stoet
met ‘t sneeuwwitst silhouet,
dat is mijn engel, die mij hoedt
mij van elk onheil redt!

hij knielt neer voor de wijze raad
bevriend wit aan zijn zij
want zo meteen wordt hij geëerd,
zijn aureool krijgt hij!


De verloren engel

ik zocht hem overal vergeefs
was hij in wolken weggeslopen?
verdwenen in oneindig niets?
de straat eenvoudig uitgelopen?

ik vond hem ver weg in een bos
op een zwerfkei, heel ontdaan
het hoofd gebogen, intens triest
het zonlicht spiegeld’ in een traan

ik vroeg hem wat er was gebeurd
bij mij te zijn was toch zijn plicht?
toen barstte hij in tranen uit
zijn vleugels dicht voor zijn gezicht

huilt ooit een engel, vroeg ik hem?
heeft ooit een engel zielenpijn?
of zijn het tranen van verdriet
omdat je niet bij mij mag zijn?

ik zei hem, weet je, ‘k ben al blij
als ik hier op je wachten mag
ik laat je nooit, nooit in de steek
ik kom bij jou hier, elke dag


De engel die in opstand kwam

mijn vensterraam licht ‘s ochtends op
als nooit nog, in geen eeuwigheid,
in felle gloed van gouden glans
zweeft daar een engel, vleugels wijd

hij klampt vast aan de vensterbank,
staat op die smalle richel stil,
bazuint snel vleugelwiekend uit
dat hij mij iets vertellen wil

ik vraag hem of hij binnenkomt,
dat weert hij af, geen sprake van,
fel strooit hij bliksemsflitsen rond,
vol heilig vuur vertelt hij dan

ik kwam in opstand tegen God,
zijn Hoge Raad krijgt mij niet klein,
mij is vannacht het recht ontzegd
jouw schutsengel te mogen zijn!’

een engelschaar omringt hem plots,
hun massa maakt hem vleugellam,
zo maant men daar tot inkeer aan
mijn engel, die in opstand kwam

dan schiet hij als een pijl omhoog,
maakt fraai een salto, en verdwijnt
ik hoor, voordat zijn stem verstomt
‘toch zal ik altijd bij je zijn’


Roddel

je ogen glanzen als nog nooit,
je glimlacht telkens zo spontaan,
je danst op elke flard muziek,
kom schuif eens even bij mij aan,
is er iets te vertellen soms?’

ja, heel veel, luister alsjeblieft
een lang verhaal, ik ken sinds kort
een engel, ‘k ben op hem verliefd!
ik zeg het jou in het geheim
misschien zie ik hem straks ginds weer,
hij weet van niets, dus mondje dicht’
‘allicht, ik zwijg, mijn woord van eer!’

roddel is als weggeblazen veertjes,
zweeft als veenpluis door de lucht
het nieuws is boven doorgedrongen?
de hemel weet van dit gerucht?

de hemel blijft ‘n land van dromen
twee werelden, waarom die grens?
is het niet beter om te keren
aarde hemel, engel mens?


Witte engelen op blauwe paarden

Een bomexplosie scheurt het wolkendek uiteen
onuitgekomen dromen storten neer
‘n rode gloed verteert het hemelsblauw
wit stof van bovenaards gewoel daalt weer

de mensenzielen vrezen voor die droom
zien, wachtend op een wonderwillekeur,
witte engelen op blauwe paarden
met helle schaduwen in kleur

uit paardenhoefslag vonkt een sterrenzee omlaag
het zonlicht van de dageraad wijkt ver
van ‘t heilverwachtend zielenheer
zie! elke engel schenkt aan ieder mens een ster

de blauwe paarden breken met hun hoefgeweld
sterren als noten stuk, daar wordt geluk gedregd,
dat engelen met vleugels vol verspreiden,
ze wuiven alle mensenzonden weg

sluit aan, die dag, doe mee, grijp blij die kans
in blauwe dromen deint geluk in zicht
bij witte engelen op blauwe paarden
kun je ’t grijpen met je ogen dicht


Als de engelen komen

als de engelscharen komen
groot in tal, met druk gewemel
heffen bomen bij het bidden
houten armen hoog ten hemel

hoor hoe vogels welkom zingen
zie hun fraaie erevluchten
zelfs de wind blaast opgewonden
het gewelf vol blauwe luchten

licht van honderd wonderzonnen
zal dan door de hemel breken
want als engelen verschijnen
zullen sterren zelfs verbleken

gloed verblindt dan alle kleuren
etst de tijden vastomlijnder
want als engelen verschijnen
straalt het licht voorbij de einder

toen noch straks, noch nu en dan
tijdloos wordt dan accurater
want als engelen verschijnen
komt er hoop, ontstaat er later


Je bent er, gewoon

als ik triest ben voel ik hoe
je vleugels licht mijn wangen strelen
jij zult mij op elke vraag
antwoord in mijn droom toespelen

je bent bij me, dat gevoel
achter, naast me, ergens boven
in de bus, gewoon op straat
ook wanneer de lichten doven

je bent overal, altijd
dicht bij mij, zonder vertoon
daarom dank ik je voluit
omdat jij er bent, gewoon